Elle avait de tout petite nichons. Er begon mij stilaan eenig licht op te gaan, maar nog zeer onbestemd, als de eerste schemering van den dageraad. Eens bracht Oscar, den oude kellner, hem spontaan een vijffrankstuk terug dat hij hem te kort had weergegeven, maar mijn buurman weerde hem af door te wuiven met zijn aristocratische hand als verjoeg hij een bromvlieg. En Jacky parkeerde voor het terras van het Café de la Plage.
En hij ging zitten.
Er werd voorzichtig gepriemd, gesnoven en geknepen onder den koelen blik van de slagersvrouw, en toen voldoende duidelijk was dat loven en bieden bij Huskin niet ritueel waren, sloeg mijn vrouw toe en kocht een prachtstuk van vier kilo en honderd gram. En zoo kwamen wij dan eindelijk in gesprek. Een zoo berooid personage als die Peeters in betaling dagen heeft geen zin en in zulk beroerd geval is geduld dan ook een internationaal parool. En om te voorkomen dat u nummer acht wordt zal ik u maar dadelijk de heilige verzekering geven dat in mijn voorgenomen schenking geen atoom liefdadigheid zit.
Op den oorlog, Frans, want oorlog is een zegening. En het kapitalisme heeft toch zijn goeden kant, is ’t waar of niet?
Antwerpen, 11 Juli 1941