voor sv
De schoonheid is niet zoek, maar zoekende
Het is een meid maar niet het dienende
Soort eerder wild & naar mij ruikende,
De storm, de drang, je weet wel: ik & toen,
Het diepere besef, toendra na zoen
Tomeloos jij alsof er tomen zijn
Dal, hard land in de afgrond van mijn pijn
Fazering van de overdracht, een kracht
Die wij niet dulden, bezetenheid, zijn
Dat Niets wil zijn, jij, nu, jouw pure pracht.