Uw stramme vlakte glijdt mij af terwijl wij stijgen, zwenken,
Stijgen. Ik word geheel van al uw nijd bevrijd, geen tijd
Meer die mij in uw schuld & spijt als plaats wil planten:
Volledig ik, het mijne, steen die ik ter dood dien te belijden.
Dat holle paarse moederland dat mij met angst en haat
Wou zogen, dat land der dode vaderen gestorven
Eerloos eenzaam in de kille kamers van de goede zorgen
Dat land dat zich geen weg weet met mijn nutteloze
Suizen, dolle slierten melodie die weelderig van niets
Naar nergens leiden, onbereikbaar blijven voor haar dove
Hoofden die stom nog steeds het dode als vooruitgang loven
De schermen in dit tuig dat heus wel aardig vliegen kan
Tintelen mij na, begerige tentakels van uw amusante ban.
De aarde kriebelt onder mij haar witte wolken vrij & blij.
dv, 29-04-2012, boven Libië, herwerkt boven Kongo