Ma voulenté reduicte au doulx servage Du hault vouloir de ton commandement, Trouve le joug, a tous aultres saulvage, Le Paradis de son contentement. Pource asservit ce peu d’entendement Affin que Fame au Temps imperieuse, Maulgré Fortune, & force injurieuse, Puisse monstrer servitude non faincte, Me donnant mort sainctement glorieuse, Te donner vie immortellement saincte.
Daily Délie: elke dag een nieuw dizain van de Délie van Maurice Scève.
De bron van de noten is de monumentale Edition critique van Gerard Defaux, Droz 2004
De vertalingen zijn pogingen tot verduidelijking van de originele tekst in begrijpelijk Nederlands. Alternatieven of on-Nederlandse vertalingen staan tussen vierkante haken.
Vertaling
Mijn wil, herleid tot zachte lijfeigenschap
aan de hoge wens van jouw gezag,
vindt het juk, voor alle anderen wreed
het Paradijs voor zijn tevredenheid.
Daarom lijft het dit weinige aan verstandhouding in
zodat de Faam die de Tijd dicteert
tegen Fortuin en weerzinwekkend geweld [kracht] in
toch ongeveinsde dienstbaarheid [‘fide non ficta’] kan tonen
die mij een heilig glorieuze dood geeft
en jou een onsterfelijk heilig leven.
Bespreking
Aan de hand van dit dizain en in combinatie met het bijhorende ‘impresa’ introduceert Giordino ( zie https://books.google.be/books?id=yyLcbGLWi6YC ) zijn benadering van de Délie met behulp van schema’s uit de christelijke meditatieinstructies van Mauburnus en Loyola. Ik geef in vogelvlucht een door mij lichtjes gekruid overzicht van Giordano’s gedachtengang.
Het embleem schept de associatieruimte waarin de meditatie kan plaatsvinden. Volgens de overlevering in o.m. de Egyptische oudheid bijten slangen zichzelf open om hun baby’s te bevrijden. Dit beeld wordt icoon voor L’Amant die zoals aangekondigd in het inleidende huitain zijn vele ‘mortz‘ sterft in dienst van zijn Idool.
In het eerste kwatrijn schetst Scève de scène, de toestand in één beeld: de wil van de Amant in zoete slavernij van het Idool ervaart zijn knechting als een zegening. Deze ‘explicatio’ die het geheugen aanspreekt (hoe zat het weer tussen de hoofdrolspelers) legt de logica van de impresa uit, volgt die logica maar overschrijft de methode daarvan met een eigen terminologie op de polen wil-servitude, juk-tevredenheid en wreedheid-Paradijs.
Vervolgens wordt dit verder uitgewerkt in een ’tractatio’ à la Loyola (de boomstructuur wordt verder opengevouwen): de labiele structuur (‘ce peu de’) van ‘entendement’, het wederzijdse begrip tussen Amant en Idole wordt nu versterkt door de wil die nu de schrijvende Dichter wordt die de Faam in de hand heeft en tot een ‘fide non ficta’ dwingt (Tim. 1:3-5) zodat in haar dienst de Tijd overwonnen wordt en ook Fortuin en de verwoestende krachten (het ‘onrecht’ dat altijd wel ergens ten oorlog roept).
Op die manier komt Scève tot het vereiste besluit dat teruggrijpt naar de embleemtekst en de hele meditatie opengooit in een glorierijke overwinningsdialoog met de Geliefde, een gebeuren dat overeenkomt met het voorschrift voor affectieve besluitende ‘Gradus’ bij Mauburnus waarin ook de eeuwige terugkeer cyclus van in het embleem verwerkt is in de paranomasia-figuur (Giordano, p.30):
‘Me donnant mort sainctement glorieuse,/Te donner vie immortellement saincte’ (vv. 9–10). Both the figure and the verbal structure develop the paradoxical exchange as an unending reenactment. This resembles the notion of an endless cycle depicted in the impresa by the coiled viper. Similar sounds bring into reverential reciprocity states that would have been contradictory at the literal level. Death becomes life, glorious death becomes immortality, and both reversals are holy and blessed.
Heel de architecturale gedachtebeweging komt zo netjes op zijn pootjes terecht met het beoogde retorisch-affectieve effect…
Hieronder nog wat achtergrondinfo en enkele bedenkingen.
Scala Meditationis
Afgebeeld hier het schema ‘Scala Meditationis’ uit de ‘Rosetum exercitiorum spiritualium et sacrarum meditationum’ van Jan Mombaer, een Brussels monnik, reformist van de Moderne Devotie, wiens werk onrechtstreeks van invloed was op de Spirituële Oefeningen van Ignatius de Loyola.
Michael Giordano vindt dit soort meditatieve gedachtebewegingen terug in de Délie van Scève, waarbij Scève’s impresa de aanzet geven voor de meditatie: het decoderen van de impresa (kader-motto-afbeelding) schept de pictoraal-verbale associatieruimte, zoals bij mnemotechnieken (cfr. Frances Yates in haar ‘The Art of Memory‘ over o.m. Robert Fludd en Giordano Bruno, zie hieronder) waarop de dizains hun instructieve code verder bouwen om de lezer in een intellectueel verrijkend meditatieproces te verwikkelen.
Je kan het ook vergelijken met Tibetaanse visualisatietechnieken bij het mediteren, die zijn even complex vervat in een meditatieleer, maar ja het exotisme van de afbeeldingen daarvan maakt het natuurlijk aantrekkelijker,die prentjes zijn beter voor de commerce.
De retorische technieken, de stijlfiguren, heel het paronomasiecomplex maakt zo van het dizain een radertje in een gigantische gedachtemolen. Een Neo-Platonische gebedsmolen te gebruiken ter idool-ascentie.
En dat maakt het werk bij uitstek lyrische code natuurlijk, het ziet er niet alleen duister en complex en zelfs bedreigend uit (de verwijten van obscurantisme en moeilijkdoenerij die ook bij Mallarmé of Celan kwistig worden rondgestrooid) het is ook totaal onbegrijpelijk als je de code niet als code leest, ttz als middel om de gedachtebeweging te doorlopen. Het is zo goed al letterlijk een programma voor het menselijk brein ter illuminatie. Je moet meedenken, of het wordt niks.
Literatuur als zazen: voor niks goed, maar het verlicht.
ROLAND BARTHES
Roland Barthes : Sade,Fourier, Loyola. ( ISBN 90 295 0118 9, vertaald in de Synopsis-reeks, maar in die vertaling zitten euh, duistere passages, ik heb hieronder het stuk over Loyola in de Engelse vertaling van Richard Miller , New York 1976 erbij gelinkt ).
Barthes analyseert daarin de ’topiek’ bij Loyola, hoe alle ideeën in een kaske worden gestopt, een schuifke of takken in de verder groeiende ‘boom’ van de geestelijke oefening.
Want de Jezuiet is net als de ‘sadist’ Sade en de rebel Fourier een ‘logotheet’, een taalstichter. Zo’n taalstichter, nog volgens Barthes, ontdoet de natuurlijke taal eerst van het overtollige, bakent vervolgens af, knipt snijdt en plakt dat het een fetisjistische lust is en schept dan zijn dictatoriale orde in het geheel.
De aldus bekomen ‘classificatie’ van de ‘ideeën’ – ja ik begin haakskens te gebruiken want nu schuiven we toch zachtjes richting fenomenologie met de Neo-Kathedraalse gignomenologie als voorlopig einddoel – maakt het gebied van de ‘contemplatie’ op een bijna mathematische manier hanteerbaar, dus ge ziet hoe heel die Moderne Devotie-beweging de tandem Descartes-Spinoza voorbereidt en de poging tot ‘matheficatie’ van de filosofie.
Maar we mogen bij Giordano’s enthousiasme natuurlijk de Arabische instroom via het neo-platonisme niet vergeten, of de door Defaux aangetoonde andere bronteksten (Giordano minimaliseert die, blijkbaar) en het valt nog te bezien in hoeverre deze invalshoek ook voor de andere reeksen van dizaines/emblemen opgaat.
Er zijn immers wat zwakke punten in de redenering van Giordano: het is met name twijfelachtig of Scève de geschriften van Loyola überhaubt wel kende (ze verschenen na het verschijnen van de Délie, maar oké, het is ‘waarschijnlijk’ dat Scève al wel ’s gehoord zou hebben van deze Devotietechnieken.
Verder staat de verhouding tekst-impresa van de Délie erg ter discussie. Waar die soms al heeft aanleiding gegeven tot m.i. nogal ridicule numerologische ‘complottheorieën’ (mijn excuses voor deze enigszins denigrerende benaming, hihi) die een hele architectuur zoeken achter het typografische argument, stel ik mij dat allemaal een beetje meer down-to-earth voor. Hoe krijgt ge, om maar iets te zeggen, al die tekstblokskens van ’tieners’ naar behoren in uw boekske als drukker met die 50 duur betaalde prentjes er nog ’s bij? Wanneer zijn die imprese erbij gekomen? Vaak heeft slechts het eerste gedicht verband met de afbeelding van de reeks van 9, misschien mogen we ook niet teveel belang hechten aan iets wat waarschijnlijk een commercieel maneuver van de drukker was, wie gaat er die archi-moeilijke poëzie van Scève kopen als die uitgave niet inspeelt op de toen gloednieuwe mode van de ‘embleem’ literatuur?
Ik heb, tenslotte, vanuit de eigen praktijk van het jarenlang schrijven van dizaines, ook mijn twijfels bij al te rigide schema’s die ‘alles’ kunnen verklaren of dè sleutel zouden zijn tot een beter begrip van de Délie. Net als het grote voorbeeld, de Canzonieri van Petrarca moeten we ons de dizaines misschien beter voorstellen als een ‘dagwerk’ (cfr het Daghwerk’ van Huygens) van de dichter dat pas in een eindstadium de ‘vorm’ heeft gekregen waarin het ons toekomt.
Onze consumentenverblinding, die belachelijke moderne fixatie op de ‘bundel’ (begonnen bij ‘Les Fleurs du Mal’?) op het verhandelbare eindproduct maakt van de praktijk van het schrijven een mythe en de opgehemelde mythe resulteert in een taboe die op de schriftuur rust (Barthes -en Derrida met hem- heeft dat taboe slechts ten dele kunnen opheffen).
Het maakt van onze lezing van literatuur nu ook een fetisjistische consumptie die aan de vergeten praktijk eisen stelt of ten minste regels oplegt die er totaal vreemd aan zijn.
Enfin, aan de mijne toch. Bij de lezing van Scève, van de teksten geschreven in zijn praktijk, resulteert dat vaak in verregaande hineininterpretatie, een fenomeen dat niet geheel te vermijden is, maar de al te komische kantjes mogen er toch af. Je leest wat je wil en hoe je het wil lezen, maar bon, laten we wel wezen…
Dat in dit geval alvast de manier van denken van de Devote meditatietechnieken zeker heeft meegespeeld bij de compositie van het dizain staat m.i. buiten kijf en de analyse van Giordano is dan ook een staaltje van eruditie. Wordt vervolgd…
Délie en OOP
Het belangrijkste van de les in onze Dagelijkse Délie vandaag is misschien wel dat we gezien hebben hoe de superimpositie van de meditatiestructuren op het impresa-mechanisme plaatsvindt. In een OOP-taal als Java bv wordt zoiets ‘overriding’ genoemd: je gebruikt een (super)klasse met al haar methoden en sommige methoden ga je dan ‘overriden’ = overschrijven met andere methodes die jij nodig hebt voor je specifieke project. De gebruikte (super)klasse is die van het embleem/impresa waarbij de lezer weet wat er van haar verwacht wordt. Die methode (=manier van decoderen) wordt echter overschreven door de meditatietechnieken.
Ik maak de vergelijking met programmeertechnieken hier expliciet omdat Scève, zoals aangetoond in Giordano’s analyse, ook daadwerkelijk zulk een beweging maakt. Het is hetzelfde menselijk brein hè, ge kunt in dat brein niet op vijfhonderd verschillende manieren een rechte lijn van punt a naar punt b trekken…
Wat mij tot de welhaast zondags aandoende gedachte brengt dat de mens-machine verhouding misschien in de eerste plaats een educatieve relatie is. Educatie kan enkel geslaagd genoemd worden als het een tweerichtingsverkeer is: leerling én leraar leren bij het proces omdat het aanleren de snotaap die de leraar altijd voor een stuk blijft in een ander en dus verrijkend denkperspectief dwingt.
En op een blauwe maandag is de leerling plots meester, ‘natuurlijk’.
Verdere lectuur
voor Loyola en de Christelijke mystiek zie https://en.wikipedia.org/wiki/Ignatius_of_Loyolahttps://en.wikipedia.org/wiki/Ignatius_of_Loyola
Roland Barthes over Loyola: LOYOLA-Roland-Barthes (pdf-bestand, ong. 2,2 mb)
Michael Giordano:The Art of Meditation and the French Renaissance Love Lyric op Google books
Frances Yates – The Art of Memory (pdf-bestand, ong.6mb)