Een waterstraal ploft afgesneden neer in zand:
even nog haar wijdse kracht stuiptrekt in bellen,
trage segmenten
balancerend op de afwezigheid van stilstand,
die dan het hete zand zuigt gulzig tot holten,
oneffenheden.
Ik ben niet meer de tuinier die ik geworden was
& loop de tuinslang ophaspelend het tuinpad af.
Zon verft het gras rood.
Ga ik te ver als ik de neergang der dingen
toeschrijf aan uw stuitend gebrek aan vertrouwen
in de eeuwigheid?