Jij bent de hoge zon in mijn bestaan,
Jouw licht: klaarte trilt er in mijn ogen;
Jouw stralen: een krans mij is aangedaan;
Jouw glinster mij breekt in regenbogen
& Verblind, door geen tijd nog bewogen,
Sta ik stil, as in het wiel van jouw pracht.
& Jij draait, jij maalt & alles verzacht
& Ik heb mij in zuchten verloren
& Ik omvat in één beeld als jij lacht
’t Schone dat niemand ooit kan verstoren.
Categorieën