tekst en voordracht: dirk vekemans
mixage en productie: arnout camerlinckx
tekst (nog niet gereviseerde dizains van november 2010):
Moment, waarop de ruimte krakend splijt.
Ogenblik, waarop de tijd vervalt in licht.
Dit nu in u, het geluk waaraan ik lijd,
Doorschiet de eeuwigheid als bliksemschicht.
Gebeurtenis valt samen met geschiedenis
& Al het komende stuikt in tot wat er is,
& Al wat was, herhaalt zich in wat is.
Niets zijn wij. Het onze is dit ene Al
Wij staan al samen in wat komen zal.
Wij laten achter: Niets, dit tranendal.
De winden jagen rond dit lege huis.
Ik zit erin, & hoor de muren huilen,
& Wat ik zie wordt in mijn dromen gruis
Van burchten waar de nare ogen schuilen.
Ik woel, & waar ik woel ontstaat mijn schelp,
Materie die uw zee aan ‘t ruisen helpt.
Ik klaag & wat ik in hier de nacht injaag,
Parelt ‘s morgens uit tot sieraad dat je draagt.
Ik maal tot stof vannacht mijn angsten fijn,
Waarin jij dansend dan als Licht verschijnt.
Donker is de nacht & ik hark hier blind
De bladeren weg terwijl een veelvoud
Ervan de einder mij ten einde bindt.
Mijn schouders punten, mijn hand is woud,
& Als ik wijs verschijnt de hel als goud.
Ik ga het water in, u vindt mij niet,
Het is de lege huls die u omklemt & ziet:
Ik slijt mijn dagen in die dag van haar,
dat uur, die zin, dat aarzelende gebaar.
Mijn dag is rose, bloed, gemis & dichte mist
Een jurk van jou wappert in herinnering
Alsof je slaan wil, meer verwijdering.
Ik droomde van een tuin vannacht, ik wist
In welke kelk je als de dauw verscholen lag.
Het drinken van lippen dat ik niet meer mag.
De glinstering in ogen die ik niet zag.
Ik zal mijzelf in klank begraven, lijk
Dat zich in ‘t luiden van de klok vergist
& nu al hoort hoezeer het slijk mij mist.