Onze lijven staan als één gespannen
& Van verlangen vangt het ruisen aan:
De kus heeft elk spreken al verbannen,
Het woord, verbrijzeld, is tot zucht vergaan.
De nacht slaat in een dieper duister om,
Ik klamp je aan, jij bent in mij vergaan.
Ik vloei in jou, jij vloeit in mij weerom.
& In het zwarte komt het licht nu aan,
& In het niets is er een nieuw ontstaan:
Wij lezen daar de zin van ons bestaan.