“Aeternitas autem, quia non deserit tempus, cum tempore moveri videtur, licet motus in aeternitate sit quies.”
Nicolas De Cusa, De visione Dei C. VIII
Ik wend mij af & niets in mijn gelaat
Zal u nog zichtbaar verontrusten ooit.
Mijn ogen niet die zagen het verraad,
Hoe het rechte rood werd omgeplooid
& Hoe de liefde wit vertaald naar haat.
Mijn mond niet & het wrange in die hoek
Waar blijdschap krulde, & woord & daad
In eenvoud ooit (mijn stem bloedt uit op doek),-
Ik zag & zie mij in een spiegel aan,
Alsof er nooit iets anders heeft bestaan.