Droefmonden drijven, het tedere sterft.
De regen op daken herhaalt slechts de slaper
In ritmisch verval, het doffe nu dat hij erft.
De tuinen van toen, haar vurige lusten
Vertonen verwelkt een dodelijk later.
Dreiging doemt op, armada’s aan kusten
Schimmen aan einders, gebrek aan geweld.
Ik ril, naakt & hakend naar ergens, iets
Dat dit verglijden van rijkdom naar slijk
Kan vermijden. Neen, Europa wordt niets.