ze draaien voor het doek & het doek
heeft de plooi van de benen voor ware
plooi genomen, het tijdsgewricht, dus je
ziet ons dansen zie je ons daarvoor niet dansen
traag, toen
voor de genaaide naad van de einder, waar
het lachen de gezichten diep heeft gegroefd,
waar het nu & de lucht aan het land is geniet,
voor de lijn die de vlakte van licht anders wel
met schaduw wil zien, schande, of andere
flauwe mensenpraat, of je wijkt van mij, geeft
ruimte aan je zij voor mij, o deed je maar,
maar daar ben jij, ik zie je wel, ik zwijg erbij.
Als de schaar komt, die de horizon verknipt,
dan zijn wij in ons dansen van die einder vrij.