stille nacht, o eeuwige
(het kleeft, zijn linkervleugel breekt
af op de dikke naad herinnering, een
bloedspoor ligt als een worstje tandpasta
de weg te wijzen naar de verbannen
oorsprong). g*d is doof, zij duurt
een eeuwigheid. g*d is blind, haar
oog is licht. g*d is een vrouw, ja
zij kreunt alweer ik hou van jou.
er is het dreunen van de engelachtigen
de felle kleuren die de klanken splitsen
het rood mept pets pets de ontpoppende maden
tot moes in het vlees (blauwig purper).
het universum van een vlieg krioelt net zo
van de loze kronkels, haaks op de lucht. ( hoe
hang je daar nu, als je valt heb je niks meer).
hij valt, heeft niets meer. het dove, blinde
blondje knoopt zijn hemd los, doet hem
de nacht aan met haar natte zoenen, neemt
hem in de mond. haalt het zachtste brommen
uit zijn kast vol droeve klanken, strijkt het licht
weer recht & kromt het stoffelijke uit haar vel. het
is een wonderbaarlijke hel (hij mist haar al, terwijl
de nacht, o eeuwige, nog maar net begon).