Afsluiting
Sprakeloos, je mond heb ik hiervan ontdaan.
Je zucht. Je lichaam brult. Ik schuif het
kleed van stilte hoger op je huid & breek
oude geluiden aan. Antifonen galmen er
rond de klinkers van je naam. Je vingers
wrikken & je woelt je letters om, het zand
is in de duin het zand, de duin het zand.
Je hamert nu & jij op mij & toen & jij. Gespierde
taal. Kijk: kijkgaten in mijn handen. Trekpleisters
aan de kust. In elke wonde kriebelt & krioelt
het woeden meesterlijk van droefenis.
De zon bolt buiten om, de oogkas rond.
De kust is vrij, je ebt niet meer. Je hebt
de volle maan als sprookje afgedaan.
Er spartelt nog een visje bij de krabben
in een plas. Het brakke water stinkt,
het stromen & de eeuwigheid is
afgesneden van de zee. Wierook,
warmte, rotte slierten natte alg.
De meeuwen gieren kerk & hoe
ik slaak & walg. God is hier & sterk.