mal. slierten stof & slijm
verharden in de rode jurk.
je haar deint uit in wolken.
je tijd breekt uit de aders
op mijn hand, je snijdt
de rozen in mijn adem open.
het kolkt & stokt, je ziet het lid
de lijven binnendringen & golven
slaan de staande rotsen aan.
beweging is er niet, het schokt
van kwaad naar erger. vuur
versteent, het water stoomt,
de lucht vergeelt tot elexir,
& de aarde baart gecrashtte
cabrio’s. compact gehuil omwikkelt
ons de botte stompjes vinger,
voedsel druipt verdorven
alle bomen af. ik zie je rug
de letters vormen van de wet,
de flarden huid op schouderbladen
hebben mij & jou de warmte uit
& doodse stilte aangezet. het
gedane is geslaagd, we hebben
plaats voor ons gemaakt, een ruim
in brons, zo eindigt al het leven
ooit tot louter vorm, vol ledigheid,
want binnenin zijn alle woorden hol.