ik sta op & er is niets
ik ga slapen & er is niets
het niets omarmt mij als een dode vlinder
slaat haar vleugels op mijn blinde ramen toe tot stof
ik hoor het krijsen van de kraaien
alsof er nog een buiten is
ik kruip de straten door
het grint & al het grijs heeft mij nog lief
ik droomde ooit van zachte dijen
& een weg daar tussenin
zelfs de dwaasheid kent haar grenzen
de weg om alles heen is niets
het zwarte slurpt van mij
het duister slokt, ik streel
je handen in mijn dode handen, adem
al je kussen om tot rook, je neemt alweer
de weg zo weg van mij, je maakt altoos
mij vrij van jou & mij.