ik streel je haren omdat je er zelf niet bij kan
hoe mooi je bent. ik ruk je de kleren van het lijf
omdat ze jou niet dragen. je bent zo droog als kurk.
je bent mijn kathedraal, ik val je binnen als een woeste
zon, je stoelen verschroeien ogenblikkelijk. ik hef
een zang aan daar, je bent van tijd het altaar, het haar
van ik in mij, de val van licht in duisternis, het strelen
leest je lichaam als een open boek, je bloedt minstens
evenmaal & brandt volledig uit. ik heb je nu gehad.
er heerst wierook dan & mist. de winter verhardt
mijn dagen tot een dode zon. orgel gorgel ik & spuw
de profetieën uit. het is al lang voorbij. schaarste.
dv, kessel-lo, 11/07/09