voor mijn kinderen
Het was een hele koude winter geweest & Ronnie de Vrolijke Kater had er schoon genoeg van.
Sneeuwbuien, hagel & vrieswind!
Als je het waagde buiten te komen bleven je teennagels urenlang als vlijmscherpe ijspegels in je poten zitten.
Ja, het was wel welletjes geweest met die winter. Wel wel welletjes.
Maar op een dag gebeurde het.
Ronnie werd wakker met een zonnestraal recht in zijn vrolijke oogjes.
Hij keek door het raam van zijn huisje in Kattenstraat naar de rij japanse kerselaars & ja hoor: ze stonden in bloei. Het bruin van de stam droeg een jurk van groen & spetterend rood. Daar bovenop lag nu een krans van zilverachtig wit met geel erbij.
Kattenstraat was als betoverd door een gekke chinees. Het was in één klap een paradijs, & Ronnie woonde helemaal op de hoek in het Grote Vrolijke Kattenpaleis.
Ronnie sprong op & rende naar buiten. Het spek & de vis van zijn vrolijke ontbijt, daar keek hij niet eens naar. Hij zou de lente gaan opsnuiven, zijn snorharen gingen trillen van vreugde, het geluk golfde door zijn kattenlijfje als een aAaaHaaaâa…
… ah aaah ah ha ha ha ….
TSJOEM!
ahtsjoem hastjoem hastjome jommme ah hAHA HA tsjoem!!!
Miljaar! Potvertheemuts! Pannenlappenschimmel! Met ezellinnenhaar op!
Dat was onze Vrolijke Ronnie weer helemaal vergeten: hij had immers hooikoorts.
Elke keer weer als het lente werd moest hij zo hard niezen & snutteren & zijn neusje liep dan als een waterval & zijn oogjes werden dik met tranen & met vieze prut.
Ach ach ach, zo jammerde Ronnie nu.
Wat nu nu nu nuah ha HA tsjoEM met u uhoe oehu ahie te doen, dacht Ronnie bij zichzelf. Toch weer niet naar…?
Ja, er zat niks anders op: hij moest naar de dokter.
…
[lees morgen verder in RONNIE VIERT DE LENTE]