het water valt.
de titel breekt de woorden onmiddellijk
met duizend tongen open: poen wil men
en van de zoenen de indringendste kus,
men strikt de blikken in een vaste lus.
de meid verschijnt. de dichter
richt zich op.
o liefde, laat nu jouw natte blouse in de hitte wapperen
verzet de steen van je geslacht tot vrij en zacht vannacht
en wrijf de kastjes in de muren op wijl ik mij gans
stormachtig in jouw luwte duw. ik sleur jouw leegte in en uit
mijn denken zodat de kijker snikken van mijn ik in jou
versluizen kan van hier tot dwars door dit heelal.
o sluitsom word ik wederom
en dan dus weer de waterval.