elk gebaar telt de woorden in het dalen van je taal
tintel dan van onderaardse zuchten & zweet
je zwakke weten uit het is urine dus van water
een herinnering er is niet meer dan meer & meer
is wat mijn lege lijf jouw lieflijkheid nog geven kan
keer op keer herhaal ik van je woord de moord
die je om het wijze slaat ik spreek je liefde aan
maar in de klank ontstaat onmiddellijk een haat
we hebben vast het goede wie wil er dan een daad
ik vouw je open als een onbegrepen vrouw
ik laat je los als bloesems waaiend in het bos
ik heb je lijden in mijn leiding opgenomen
jij verhaalt jezelf tot weerhaak op een arm
je hand is beter & ook vingerrijker dan die kam
je hebt in mij in ons in hen een hemelrijk bestaan