je suis un ans comme toi ma chère sa soeur
ik heb je ogen in mijn linkerhand je adem ruikt naar mij
je lichaam trilde in een vreemd oorzakelijk verband
je lach was diep je haar verfijnd je handen aarzelden ik
ben helaas geen ik er is geen reden voor paniek dit land
heeft alles wat jij hebt niet het roze rond je tepels heeft
de lente kinderlijk naar het verlangen in mijn hand gezet
verlies is van de tijd het restje rutte onomkeerbaarheid
ik ruk je wel de stoppen uit de oren [virgule] & voor de nijd &
afgepeigerd mededogen laten wij een ons als laatste woord
de droom benaderen ik kan niet leven op azijn & weet je wat
je lijf is mooi je vergemakkelijkt zo moeiteloos de maartse dooi
de doden evenwel zijn het met ons onwillig aards oneens
zij dragen in hun rot een wrede onvree mee het is denk
ik weer zoiets zeperigs vanop tv. je pense à vous. ah ja.