de maan komt niet los van haar zwarte bestaan
het gehuil in mijn hoofd benadert het gehuil
& het schrikt ik haal mijn handen af van mijn vlees
in mijn adem komt nu toch een zwarte stilstand
uw kop draait zich in mij uw schouders wringen
zich door mijn anus het bloedt niet eens de vogels
vallen het einde valt uit het einde de menselijke
gestalte is een sleutel de benen verletteren de wind
komt nu hij rukt je de tong uit iedereen gaat zachtjes
liggen kermen een dokter roert in ons met een plastic
spatel & zegt dat het nu niet lang meer hoeft te duren
we knikken begrijpend we trekken de stoppen gelaten
uit onze borsten de insecten overspoelen de tafelen
de zwarte brij overleeft ons allicht een dag of twee
het krioelen maakt een tikgeluid als het over de randen