de winden wiegen de dood in de slapende winden
tempo van een dronken student
op laag druiptal
vertolkende
brokstukken niet geheel
verteerde Supertramp
ik droomde verrukt in uitzinnig sliertige pixels haar glanshuid
vergruisde & versmolten met asfalt & rubber het affe verlangen
verstoof & de daad werd verkort tot inpakbare portie, genot tot
een bod op vijandige sloppen, een winderig jij-ei verloedert er
tot een brij met klamme glijdijen strijkend langszij mij maar ik was
in de droom een slopende sloep die weigert je wetten te slurpen, ik
smeerde onze vochten kwistig als sterreglinsters op de bast
van de nacht, ik borg het gesteun in het donker bij het uitblijven
van het kwaad, dat verwenste substantiveren van uw levenshaat.
Uw wekker kwam, uw woord werd wakker & de waarheid brak los
in de kamer, versplinderde schaduwen met splijtende lichten,
ze stak in plafonden het stof van uw redenen uit spleten, ze schoof
mij pantoffels om, brak mij de streelvingers & zette in ’t schelle
vol de toon & uw almachtsgalm: “kom, glij met mij, het is bijna voorbij“.
[14 meerstemmige onheilsafkondigingen – tweede reeks #3]