Aangezien in de hedendaagse praktijk van het schrijven de prioriteit van de code ten opzichte van de door de code gegenereerde tekst niet meer te ontkennen valt, wordt het bijzonder interessant om analoge verhoudingen op te sporen in een filosofisch discours dat zich nog wel op het materiële schrift als primaire auctoriële activiteit richtte.
Vooral als dat discours zich dan richt op vragen naar tijd en tijdsbeleving, omdat je dan analyses krijgt die (terecht) een stabiliteit veronderstellen waar deze stabiliteit grotendeels verdwenen is, en je dus in de gelegenheid wordt gesteld om op een vrij ‘zuivere’ manier een abstractie te maken van onze huidige toestand wat de status van de tekst zelf betreft, maar dan toegepast op een domein dat niet onmiddelijk tekstgebonden is. De geboden ‘analoge’ beweging in de analyse kan je dan achteraf pogen te recycleren in een analyse van het huidige schrijven zelf.
Hm, ik vrees dat dit niet erg duidelijk gaat zijn. Laten we het een beetje simpel maken.
- Vroeger=inscriptie= productie van min of meer statische tekst, ingeschreven in de materie, onderworpen aan humaan-linguistieke conditioneringen.
- Nu= invoer= productie van dynamische code met behulp van een interface tot een machinale tekstverwerking die de invoer onderwerpt aan een complex van humaan-machinale conditioneringen (hybris).
Zo heb je bijvoorbeeld in ‘Derrida on Time‘ een diepgaande analyse van Derrida’s lezing van Husserl van Joanna Hodge, en daarin gaat het op een bepaald moment over de neiging van Husserl om de natuurlijke tijdservaring te splitten in enerzijds de empirische instantiëring van de continuiteit in de Anschauung en anderszijds de transcendentale conditionering in de Intuition.
Het filosofische discours speelt zich af in een ‘stabiele’ tekstomgeving, dus het neutraliseert grotendeels de bijkomende complexiteit van de dynamisering en de ‘scanbare’ horizon van een a-humaan Buiten.
Nu is de tijd gekomen om de eerste Neo-Kathedraalse Stelling te poneren omtrent het Tendentieuze in de Nasleep van een Recursie. Die gaat als volgt:
Wanneer een (gedachten)beweging c binnen het Bewogen Veld C zich manifesteert als een recursie van de beweging a in het Waarnemingsveld A en er op voldoende wijze is tegemoetgekomen aan de voorwaarde van Afwezigheid van c in A (verwijzende naar het Verzwegen Veld B) dan is het veilig om aan te nemen dat de tendenties in de Afloop van a congruent zullen zijn aan de observeerbare Afloop van c.
Een simpel en erg hip voorbeeld zal deze schijnbaar raadselachtige Stelling onmiddelijk duidelijk maken. Bijvoorbeeld als je vaststelt in een model van je eigen waarnemingsveld, bijvoorbeeld Second Life, dat een waterstraal die de grond raakt spettert, dan is het veilig om aan te nemen dat uw waterstraal bij het plassen op de grond óók spetters zal gaan maken.
U zal zeggen, nou moe dat wist ik wel, en ik heb menige door kleine verkleuringen ontsierde broekspijpen om die evidentie in de, euh, verf te zetten, maar het gaat er natuurlijk om dat deze wet ook geldingskracht heeft als het gaat om bewegingen waarvan de Afloop zich geheel Buiten je eigen Waarnemingsveld bevindt.
Het is dus een schijnbaar heel omslachtige manier om te zeggen dat waarnemingen binnen een gemodeleerde omgeving tot prognoses kunnen leiden over dingen die wij met onze menselijke beperkingen in het geheel niet kunnen waarnemen. Het verschil van de Neo-Kathedraalse formulering met deze banale waarheid als een koe, is dat de Neo-Kathedraalse formulering het enkel heeft over bewegingen en staten ( de Velden) en nooit over objecten. Het gaat hier dus louter om Bouwkundige modaliteiten van het Worden, en niet langer om (‘slechts’ wetenschappelijke) identificaties, voorspelbare fixeringen van het Zijn.
De bewijsvoering van deze Stelling echter zou ons te ver leiden, & ik zie overigens dat het hoogtijd is om de reeds ingevoerde code te bewaren, de berekeningen van de inputmachine geheel te staken en het hele humaan-machinale complex dat u deze en nog veel meer semi-poëtische intuities wou aanreiken, te herleiden tot een heerlijk bestiale, maar verder gans onbeschrijflijke horizontale inactiviteit.