Categorieën
Kathedraalse Leer Lopende zaken

Neo doet het in de struiken

Als ik met mijn hondje Neo ga wandelen, hier  in parkje Heuvelhof, is het Neo even toegestaan te verblijven in de vrije hondse ruimte.

De hondse ruimte is een eenheid, een consistent vlak in de tijdruimte, net zoals mijn ruimte, die echter niet op een gelijkwaardige manier te benoemen is als ‘de’ menselijke ruimte.

De menselijke ruimte is immers, op kritieke, d.w.z. limiet-overschrijdende,  wijze altijd al een geïndividualiseerde ruimte, omdat er in die ruimte sprake is van een bewustzijn dat tot zelfreflectie in staat is. Maar ik wil hier dat debat niet aansnijden, het vraagstuk bedoel ik, naar het al dan niet graduele verschil tussen dierlijk en menselijk bewustzijn. Lees er zo je wil ‘Splash ‘,  het boek van Lauwereyns maar ’s op na, die gooit die problematiek daar wijds open en met pakken meer kennis van zaken.

We gaan er ook maar snel aan voorbij dat Neo geen weet heeft van ‘Heuvelhof’, of dat ie het deelgemeentehuis van Kessel-Lo maar een stomme hoop stenen vindt, en aan het probleem of  er dan voor hem helemaal geen talige realiteit bestaat, of dat het talige in Neo’s bewustzijn in een notedop wél aanwezig is, en hoe anders dat wel is, enzovoort en zo verder.

Eén ding is zeker: Neo is net als zijn baasje behept met een groot lyrisch gevoel, een ingebakken nostalgie ook, ik zie dat zo in zijn tranerige oogjes, een lijfelijk doorvoelde weemoed die bij de minste geurindruk van loopse zaken echter onmiddellijk omslaat naar een meeslepend vertoon van wellust en passie, een kolken van vitaal elan in de opstuivende materie.

Het gaat hem mij hier en nu  enkel om het tijdsverloop. Voor mij is het overigens zo klaar als een klontje dat ons menselijk bewustzijn t.o.v. dat van Neo niet zo kolossaal veel verschilt, en dat wat wij meér zijn dan onze mede-dierlijkheden in het Grote Verhaal eigenlijk zo goed als niks voorstelt. Het Grote Verhaal, daar wil je best ook niet te veel van horen, da’s niks om te vertellen zo vlak voor het slapengaan.

Soit. Het tijdsverloop, dus. Want wat neemt de hond waar, in de eerste plaats? Inderdaad: de geuren van andere honden. Neo wandelt niet door een mensenpark met een aangename afwisseling van groene aanplantingen, wegeltjes, grasvelden en opduikende blondjes. Neo volgt een traject van puur hondse realiteit, en evoceert op voor hem uiterst dwingende wijze de aanwezigheid van andere honden- bij voorkeur geslachtsrijpe vrouwtjeshonden. Door middel van geuren waarvan de temporele waarneembaarheidsorde, voor hem alleszins, tussen enkele minuten en enkele dagen, misschien zelfs weken, ligt. Wat een wereld van verschil!

De loopse teven, gereconstrueerd door middel van geursporen,  zijn daarbij voor hem net zo ‘echt’ als voor mij een passerende schoonheid die ook nog ’s aardig lacht als ik goedendag zeg. Of die ene glimp van een roodharige op de voorbijrijdende bus. Oké,  ik hoor u al van ‘ach die dichters toch’, maar geef toe: je zou voor minder aan je leiband sleuren als je zoiets ‘ziet’ en je baasje wil doodleuk verderstappen. Want de geur is voor de hond echt wel evenwaardig aan het zicht voor de mens, als sensitieve input dan. Meer nog: waarschijnlijk is het rechtstreekse effect op het libido van arme Neo tien maal sterker.

Nu is de nood voor mij meestal minder hoog dan voor Neo, toch slaag ik er dankzij dit soort overwegingen  er toch in om enig medevoelen met mijn hond te koesteren. In zijn fantasie zit dat beestje steevast in een spiraal naar de absolute zaligheid als ik hem voortsleur, wég van dat warme hoopje geuren in het gebladerte.

Hoe dan ook: je ziet allicht hoe relatief het temporele verband wordt, als je enerzijds de cognitie als waargenomen en waarnemend tijdskader hebt (het proces bepaalt de capaciteit in haar verloop) , en anderzijds een veld van waarneembare sporen. Visueel, auditief, aromatisch: veel maakt het au fond niet uit om de realiteitswaarde voor een lopend bewustzijn tot pieken te drijven, waarbij het verdere handelingsverloop zwaar afhankelijk wordt van de input. Die zielige blik. Dat hondse lijden.

& Waar het mij dan uiteindelijk om te doen is, met die hondenkeuvel, is de bijna onontkenbare stelling dat als het tijdsverloop in die ene richting  wég van de vertrouwde menselijke ratio’s ( van het uiterst momentane visuele naar het uitgerokken van de geurvelden) zo relatief is, het in de andere richting ook wel zo moet zijn. Dat wat wij als momentaan en uiterst vluchtig beschouwen, voor een hypothetische vorm van cognitie die vele malen sneller werkt als de onze, gewoon een veld van onvoldoende saturatie kan zijn.

Dat, m.a.w., daar waaar voor ons de informatie/ruis verhouding doorslaat in de richting van het betekenisvolle, het waarneembare, het voor een ander, alleszins denkbaar systeem totaal betekenisloos kan zijn, omdat de temporele differance te groot is. Waar wij achteloos aan voorbijlopen, is voor Neo een stel co-ordinaten met een schat aan libidineuze intensiteiten. Worden onze velden van betekenis niet op een zelfde manier voorbij gesneld door machinaties van een temporeel veel grotere intensiteit en kwaliteit?

Het is op die manier, onder andere, dat het Buiten voor iemand als Reza Negerestani een lovecraftiaanse bron van horror wordt. In de verhalen van H.P. Lovecraft wordt de menselijke tijdsbeleving immers keer op keer opengereten door monsterlijke entiteiten die behept zijn met een totaal onverschil voor onze ‘ratio’.

De mens is de maat van alle dingen. Als je die maat kwijt dreigt te raken, verval je volgens sommigen in een mensonterend nihilisme. Maar in een wereld waar de dingen op meer en meer ingrijpende en zichtbare wijze het initiatief  lijken overnemen van de mensen, is het misschien dringend nodig  om die fameuze maat van alle dingen op wetenschappelijk consequente wijze af te meten aan het onontkoombaar buitenmatige van alle dingen.

Het blinde geloof in de humane proportionaliteit van de globale problematiek, van de oplosbaarheid van de urgenties op menselijke schaal, van de maakbaarheid van de markt bijvoorbeeld, of de beheersing van de milieu-ontaarding door middel van louter symptomatische maatregelen die niet verder gaan dan wat  het kiesgedrag van de door de (eigen) media fantasmagorisch gefascineerde meute op dat ogenblik toelaat, dat alles staat misschien wel in de weg van de feitelijke  redding van de mens als soort op deze planeet.

Zoals Bernard Stiegler dan keer op keer zegt: het is onvoorstelbaar hoe a-systemisch onze presidenten-elect met die ‘oplossingen’ komen aandraven, wat een ridicuul toneeltje de Grote 8 daar telkenmale ten beste geven, en hoe noodzakelijk het blijkbaar is, dat er eerst weer ’s miljoenen en miljoenen mensen een vermijdbare dood in moeten,  vooraleer er iets in gang wordt gezet dat een beetje kans op slagen zal hebben.

Om het met de Stoplap van een Groot Aftredend Staatsman (woeha) te zeggen : make no mistake, ge moet gene bang hebben, onze planeet zal zich wel redden. Met of zonder ons. De dingen zullen er alleszins hun eternele slaap niet voor laten.

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.