de vrouw waarop ik draai
is een platvloerse sloerie:
het soort waarmee je niet
of toch niet in haar bed
vooraleer je die nachtomrande
naden in je daden schriftelijk
& onomstotelijk hebt bijgezet
maar het samengaan van haar gedachten
met het golven van haar onwil
brengt mijn zinnen in vervoering
tot een feit van dierbaar onverschil