Enige inspiratie bewoog zijn hand;
hij wenkte naar de Heilige Maagd:
‘gij & zij, gij zijt zusters, gij ,
daar heb ik nooit aan getwijfeld, ga
maar samen daar’, zei hij , ‘ik ken
geen plaats voor gij of gij onder
het volk van deze wereld.
waterbruid sterrebruid
ga hand in hand & stroom
zoals een rivier door de netten
stroomt of weeg het web van
de constellaties af als een
reusachtig rozet in de ellende
van de grote kathedraal.
Ge zijt gedoemd gij
om wit in het wit te verdwalen
als goddelijke golfslag in de dagelijkse
feiten, in de witte kerk of zwart in het zwart
van de donkere stal,
om te leven als bedelaars in de schaduw
van de hekkens, om vreemden te zijn
in lompen en vuil, om de golven te klieven
op jacht naar aardse geneugtes
& een nest van infecties te zijn
gloeiend in de godheid van uw ogen
om te slapen op de grond op strobalen
onder de blinkende hand van de nacht,
in berkenspelonken & tranenvalleien
of in een huis vol bittere zuchten
Weet: ge zult ballingen zijn overal.
Een bitter noodlot wacht u op, altijd
zult gij moeten horen: “Uit de weg, gij,
uit de weg alstublieft.”‘
fragment uit
“De Dichter” van Velimir Chlebnikov (1919/1921)
botweg uit het Engels vertaald