Kelder
Wij kruipen in de kelder de gevaren af.
Hier ligt een roestende nagel.
Daar de dode hertog in zijn graf.
Wij duiden alles aan, maar niemand
wil de kaarten lezen. Natte wensen
druipen donker van de deuren af.
Licht
Ik stapel het zonlicht in dikke lagen mist
zodat ik je vannacht met inzicht kan bestoken:
hier, hier & daar heb je je van droom vergist.
Je lichaam welt mij in tranen onder de oogleden
tot het van verlangen niet meer kan. Zo ook:
de kleren van de keizer vermorzelen de man.
Olifant
Het kleed scheurt. De melk is koud.
Er staat een olifant in de veranda.
Er is niemand hier & niemand daar.
Jij zet je hoofd nog eens met mij erin
als koopje in de krant. Je muizenissen
maken de wegen misselijk van zand.