Lied van ´t mobiel Gesticht
de zon zakt weg, het plein loopt leeg &
als een aapken staat ge in uw bange mensenlijf
naar de plakkelucht te tieren & te kijven
voor de wielen van ´t mobiel gesticht
de zang zinkt van uw schoenen af
de ketting klettert uit uw vleugelslag
uw mond trekt zure tongen uit
het masker van uw kinderlijken nijd
maar dan komt reva uit de donderkoppen neergevlogen
dan stijgt de vlammenzang van izeganz uw koude botten in
het trekt uw drieste grieven & uw harde groeven fijn & klein
het doet u siddren razen beven met den duvel zijn venijn
refrein
juli gelei ja gullie daar & gij
ge komt hier niet zomaar voorbij
wij zagen u de oren van uw lijf
wij zeuren tot ge weet waarom ik kijf
heel de wereld staat bijna in brand
de pest zit in de mensen & het zuur
stijgt zienderogen in de zompe klodden
van het scheefgetrokken avondland
de centen zijn allang bij alle wegge centen
door het benepen rooster van uw kiekengat geteld
iedereen wijst & iedereen gebaart van krommen aas
& niemand weet wat niemand heeft gedaan
& als de noten op zijn is de zang gedaan
& als de olie op is zult ge stillekens staan
& als de aarde kotst van ons gaan wij eraan
untsoweiter