een kathedraals uit-reksel van de Muliera Mystica (gevat in een passé décomposant)
met een stelletje anonieme Eigenfaces en
de Onvoltooiden van Henri Michaux,
gespreid over tijd, taal en versplinterende piksels
in diverse naamruimtes
1. Henri Michaux – Les Inachevés
LES INACHEVÉS
Visage qui ne dit qui ne rit
qui ne dit oui ni non.
Monstre.
ombre.
Visage qui tend,
qui va,
qui passe,
qui lentement vers nous bourgeonne…
Visage perdu.
DE ONVOLTOOIDEN Gezicht dat niet praat dat niet lacht dat niet ja zegt en niet nee Monster. Schaduw. Gezicht dat reikt, dat gaat, dat overgaat, dat langzaam naar ons uitbot... Verloren gezicht.
2. Eigenfaces et al:
http://vilt.skynetblogs.be/archive-month/2006-10
Maar het archief weigert zich te reduceren tot de data (de gegevens revitaliseren & worden een nieuwe opgave) (untsoweiter): het archief eindigt immers als dusdanig, waar er in de data zelf het onvermijdelijke gebeurt, het leggen van de lus, de gebeurlijke singulariteit waardoor de schriftuur komt te oscilleren in het oneindige.
Het bestaande vindt haar mogelijkheid daarom enkel in de Tijdsrek, de Kathedraalse herschrijving van de looptijd van het programma, zie http://www.google.be/search?q=Tijdsrek+Vilt.
Metaforen die pretentieus worden, zich beginnen gedragen als een mock-up van de werkelijkheid.
Reality tv met het pikante detail dat de tv intelligent wordt & zelf de scenario’s uitwerkt.
We draven op. We ratelen. We hossen van hut naar haar.
Er wordt getrild.
Onze basis is een weke masse, met de flou artistique van het onbepaalde.
Onze gezichten sidderen tot in de plooien van ons ik.
Het ik loopt (uit).
(af).
Bij zoveel onvatbaarheid doet iedereen het in de broek.
Het angstaanjagende betreft dan plots niet meer de potentie van de Apokalyps, maar de onherroepelijkheid van de initiëring: what is left unfinished cannot be undone
3. De Ontbrekende Muliera in het Hierboven
De toekomst is dus hoger dan het verleden? Beweegt het statische in het toekomende? Krijgt het daar vorm? Maar wat als het net een afsterven is? Als de vorm verdwijnt, of beter, als de vorm zich middels het verdwijnen afzet in het materiële, en er in de toekomst enkel een groteske restant te vinden zal zijn, een gebeente, een schijnbare verstening waarop we verlangend de hand zullen trachten te leggen maar dat bij de minste aanraking vergruist, in stofwolken opdampt?
“Verder ben en was ik me natuurlijk bewust van de moeilijkheid met die chaos en die volheid, het niets en elke tijdsgebonden constructie, de decadentie ervan – maar wat ik er toch van overhoud is die dichotomie verstarring/leven (als ik het zo goed uitdruk), die maakt dat ook een statisch beeld, een foto, kan trillen en bewegen, zachtjes van het leven waarmee het is geïnfuseerd.”
Rutger H. Cornets de Groot in onze kabbelende conversatie (zie http://groteksels.blogspot.com/ ) bij het Gezamelijke Grotextenwerk (http://grotext.blogspot.com/) een poging tot onderzoek die zichzelf publiceert terwijl wij haar ondernemen.