dv – afdrukbare versies van behouden poëtische teksten (maart 2008) (pdf)
Oplossing
I
Een trage sliert van deernis & verdriet
die vak na vak dieper & dieper
naar het diepe daalt
waar niemand is
& niets.
Als je roert in het niets
beweegt er niets, dan heb je
dat toch al :
in stilte schuur & neerwaarts wervel ik mij uit
éénling in de vlinderslag van je verlangen
& bij het gruis van de verdingelijkte goden
splijten bulderend uit onze lijfelijke wildernis:
- een schip, waarop je naam gaat overstag
- een kelk, waarin je lichaam uitbloedt tot een woord
- een bed, met de rimpels van het affe woelen
- een kaars, vernietiging waaraan je haargeur zich onttrekt
- een boek, bedrog met al je hoogst toepasselijke verhalen
- een boom, waarin je witte weigeren bij het mijne rood verkronkelt & vertakt
- een ladder, maar het doel & je ogen ontbreken
II
Een trage stoet vol deernis wekt verdriet &
zie: bij het zwart achter de hoge ramen we
deinzen schokkerig achteruit want plots
de zwarte angsten spiegelen zich in zwarte angsten &
in de metronoomslag van het nare putten wij ons uit
in loodzwaar geritmeerde excuses, starre gebeden
waarin wij keer op keer de moed vinden voor nieuwe beloftes.
We beloven elkaar de verlossing: in, op & door elkaar,
zoals wij ook verlossen de anderen: in, op & door elkaar.
Zo gaat het telkens weer neerwaarts naar de oplossing toe:
we hebben het, we hebben het geheel in de hand, we
nijpen de tijd & het al uit het lopende zand.
III
& Op het einde sta je
op het einde van
een smalle gang halfnaakt
met het wit van je buik & je
billen te schitteren: je lacht
& je neemt het masker
& je zet het op & af & op…
& Hoe snel ik mij ook
in je denk, ik krijg
de loopse krul in je mond
maar niet te pakken.
dv, 26-27/03/2008