Driestemmige Samenspraak
met een woordmolmkladdenfinale (ornitologisch), opus 84b
⁄ ⁄ ⁄ ⁄
⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄
Array kladden = { ” veerbreuk”, “eival & nestbrand”, “verhakselde poten”, “schuinsteken in volle vlucht”,” buiklanden”, “snavelzuur” };
⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄ ⁄
⁄ ⁄ ⁄ ⁄
Stem 1:
‘die vogel die redt het niet, dat hoor je zo’
Stem 2 (Vogelstem, uit de verte) :
‘laat mij: ik zal tot een onaanzienlijk
luchtuitspaarsel verworden, de puike
verendracht leg ik af tot ik ben naakt
een lege vetveeg die raamschuifelt,
kwettert niet noch pruilt, hooguit
kipperig stil wat bibbervelt.
vervolgens niets meer, zelfs niet
de niet-lucht, of het niet daarvan’
Stem 1 + Vogelstem + Stem 3:
‘voor de zieltjeszee verheft zich de tijdsrups
op de verheven nachtwal van het niets’
Stem 3:
‘die mot kan geen kant op. heb jij het
hier ook zo warm? kijk, nog meer licht!’
Stem 1:
‘nu, in die optiek: vallen doet dat licht niet
maar stijgen nog véél minder. kom,
stoeipoes, we gaan shoppen’
FINALE:
veerbreuk, eival & nestbrand
verhakselde poten, de vleugels
doorschoten van het vele schuinsteken
in volle vlucht, het hebberige buiklanden,
& kwalijk geurend in de bek het zerpste
snavelzuur. pok gaat het droog
als de kotsvogel plots tegen het scherm
te pletter kwakt. In woordmolm rust
het meeuwgeruis, de zee, de zilte dood
die in het water water zoekt & kust.
‘voor de zieltjeszee verheft zich de tijdsrups
op de verheven nachtwal van het niets’
dv, tweeluik “DE VOGEL NIET” in de Zwarte Kliederdummy (A4)