Mauvte
Stapsels, en tink rooi tchat rawa
nastasmos sneewu insgluide pone
Sla riek nier uzon nukkeponel
zwa kode dijt gerutwaga
oton beruktin ghomeldijken.
Raam niekne betem nijge topolst
damij pades tfeef densgeidhan
rana nhu vluvlerig nheig ne gest.
Naar ‘Fatum’ van Gerrit Achterberg
Stapsels, en tink rooi tchat rawa
nastasmos sneewu insgluide pone
Sla riek nier uzon nukkeponel
zwa kode dijt gerutwaga
oton beruktin ghomeldijken.
Raam niekne betem nijge topolst
damij pades tfeef densgeidhan
rana nhu vluvlerig nheig ne gest.
Fluimte
Daar spraak geen inkten stapelt,
zo oorlog sneeuwt de stilte toe.
Gras, ter wormen groen begifstrooid, keilt
gebenedijde code in de slangewagen
Foptonen benadrukken de gammele dijken
& alle ramen nijgen naar betamelijkheden.
Mij patert echter de groezelmuze het hete tevekleed:
godinnenzever gelig opfluimt in de steeg & schuimt & bruist.
Het uniforme en het congruente vervalt in het identieke.
De klanken van de kletterkelen verzwakken de zieke.
De voorgrond heeft versvoeten in/uit de achtergrond.
De riem schiet van de lopende band, de eindjes zwiepen.
Een ophoping van etensresten deint uit in de tijd.
De wetmatigheden van het verval klamme