Óp naar de titel
Hangt niet het vlak aan de hanger egaal?
Gaapt niet uitdagend het gat in de lel?
Slingert de lijn niet nerveus op het laken?
Het velletje bengelt alleszins aan de lip.
De spits priemt al wolken aan torens.
Het punt glimt de glans hoog op de kin.
Het bollen van zeilen kraakt helder blauw open
In het midden de waanzin der immer zwellende zin.
De hand van de macht snijdt overal de hand aan (in). Volgens
Het swingende torso hier duidelijk sprake van vingerwijzing
(is) Op de markt maakt het water de spraak uit (de maagwand).
De één is niet de ander, beaamde de ruiter de één
& de ander, zei de ploeger, zeker niet de één.
& ik dan ? opperde ik. Geen woord houdt mij bijeen.
* *
*
Het vlak aan de hanger
het gat in de slaap
de lijn op het laken
het vel aan de lip
de spits op de toren
het punt van de kin
het bollen van zeilen
kraakt er middenin.
De hand van de macht
staat vinger te wijzen &
het water de spraak.
De één is de ander,
de ander de één,
maar ik is niet Eén.
* *
*
het vlak
de slaap
het laken
de lijn
de toren
het punt
de zeilen
het midden
de hand
een vinger
het water
de één
de ander
een ik
PARSE
dv 19-7-2007 / 5-11-2007