een denkbeweging met toepassingsrafels
de beweging:
Het tekort lost op in het teveel.
Elk realiseren ontsluit een veelvoud aan chiastische verdraaiingen die in hun gebeuren een fictionaliseren bevatten, inclusief het realiseren van de fictionalisering.
De resultanten bieden een verkabbelend aanzicht: de tesserae van de verdraaiingsintensiteiten ogen als golfjes op een statisch geladen vlak, het oppervlaktespanningsveld.
Er is niets onder of boven het oppervlaktespanningsveld, het is een zwevend abstractum.
- Het meten richt zich op de hoeveelheden & loopt verloren.
- De perceptie richt zich op de geaardheden & loopt verloren.
- Het verloren lopen verhoogt de pret van het uitlopen.
- Het uitlopen loopt uit in de dood, maar het verleden sterft al in het afgestorvene. De bepaaldheden kruisen in het ontijdelijke.
Waarlijke communicatie vindt plaats waar het spreken ophoudt, ook met niet-spreken zijn, waar het af afslaat. De Onuiputtelijke creatiebron aangeboord in de stilstand van een kramp op een kramp op een…
- Untsoweiter.
[…]
[Waar de puntjes staan, moet het oplopen, ik wéét hoe & waarom & zo maar de kracht ontbreekt mij nu, ik zie enkel ondergang]
Het teveel lost op in het tekort.
- stilte
- gebaar
- kreet
- lawaai
- luit (lier)
- stem
- (aan)roeping
- spraak
- zucht
- naam
- het gerenommeerde
- de lof van het (her)benoemde.
De Délie van Maurice Scève beweegt zich langs een flexibele as die loopt langs deze kernwoorden ( & nog een pak andere, we houden het simpel) naar een stilstand, op zoek naar een ultieme veruitwendiging van de fixatiebeweging van de taal, de dizaines spiralen neerwaarts naar een embleem, een letterlijk opgetekend zijn van de uitspraak.
Pascal Quignard, La Parole de la Délie, Mercure de France 1974 p.108:
“Hiérarchie qui va du geste au cri, puis de l’articulation des sons à la profération des mots, ensuite de l’inscription alphabétique à la chiffration plus fondamentale, et enfin de la figure écrite a l‘impresa, sentence directement image, figure immédiatement parole. Ammirato dit; “Il ne faut ni que l’âme soit l’interprète du corps, ni le corps de l’âme.”
———————–
Een hierarchie die gaat van het gebaar naar de kreet, vervolgens de articulatie van de klanken in het woekeren van de worrden, dan van de alfabetische inscriptie naar een meer gelaagde vercijfering tot uiteindelijk verschreven tot figuur in de impresa, de zin die onmiddelijk ook beeld is. Ammirato (Italiaans renaissancist gestorven in 1601) zegt: “Wat bereikt dient te worden is dat de ziel niet het lichaam dient te interpreteren, noch het lichaam de ziel”
(cfr het samenvallen van de heroisch begeesterde geliefde met zijn object van verlangen bij Bruno – vertaling & noot dv)
De Délie, zo legt Quignard verder uit, is structureel opgehangen aan 50 emblemen, die de tekst voorafgegaan zijn. Als zodanig heeft Scève toch meer gemeen met de traditie van de (italiaanse) imprese literatuur dan met de emblematisten. Quignard suggereert hier dat het impresa bij machte is op poëtische wijze de hierachie van het voorheen al als hopeloze destresse gekarakteriseerde spreken om te plooien en in de eigen metaforische beweging te bestendigen:
” L’impresa du même coup c’est poésie.
L’impresa fixe de la sorte une dicibilité double, rejoignant ce qui la disjoint en son fonctionnement, des deux côtés qu’aussitôt la parole émancipe et diffère.
L‘impresa initierait en ce sens en tant que la quête de la métaphore même de tout mouvement métaphorique.Là où se clore: l’inépuisable.
Là où s’absorber: la déhiscence. ”——————-
Het impresa is meteen ook poëzie.
Het impresa fixeert op die manier een dubbele zeggingskracht, herenigend wat het onderscheidt in zijn werking, langs beide kanten zoals eerder al de spraak emancipeerde en onderscheidde.
Het impresa zou in die zin als een zoeken initieren van de metafoor zelf van alle metaforische bewegingBij het afsluiten: het onuitputtelijke.
Bij het absorberen: de afscheuring. (Die twee laatste zinnetjes zijn mij ook niet helemaal duidelijk. Het haar op mijn Frans enzo. Wat ik ervan maak:omdat het impresa de sluitsteen vormt, daar waar het uiteinde van de genoemde hierarchie weer aan haar vertrekpunt wordt geplakt, dus het ‘doet’ hetzelfde als waar het voor ‘staat’, het metamorfiseert het metamorfiseren – we kunnen dat pakken simpelder zeggen door te beweren dat het impresa de metafoor recursief definieert – ja het klinkt raar maar dit is een ontzaglijk belangrijke denkbeweging, want het is een precursor van de methoden die nu op een alles bepalende manier op massale wijze worden gebruikt. soit. – vertaling & noot dv)
Wat je hier dus gepresenteerd, benadrukt ziet, is dat het niet zozeer gaat om die nabijheid van woord en beeld, in de dichterlijke expressie of over de ‘naadloze’ overgang tussen woord en beeld, of over de wisselwerkingen tussen woord en beeld, nee dat zijn, ook nu nog, wel leuke dingetjes, aardigheidjes waarmede het aangenaam kampvuurtje spelen is. De finale vorm van het werk heeft slechts ogenschijnlijk de essentie van de huis- tuin- en keukenpret van de emblematische literatuur.
Waar het wél om gaat is het hele proces, de hierarchie die in de levensdans, die natuurlijk altijd een verlangensdans is, de kringloop – zo blijkt op het einde pas- die doorlopen wordt van gebaren over kreten en gefluister tot het verlangend benoemen, het lovend herhalen van de naam, het alfabetiseren van het verlangen, het verletteren, een codering dus, die vervolgens een teken wordt, een versleuteld programma voor de ontsluiting van de beleving, en dus drager van de poetische kracht zelve, dezelfde poëtische kracht die haar vercijferd heeft, met cijfer hier in de betekenis niet van het platte mathematiseren maar van de versleuteling in het chiffre, een wegschrijven dus in het afgebeelde.
Vandaar dat je bij het sluitmoment het onuitputtelijke bevestigd en bij absorptie automatisch de afscheuring bewerkstelligd, een re-activatie die geen herhaling is, maar een her-instantiëring van het reeds belopene.
* *
*
De verbanden met de eeuwenoude zoektocht naar de ‘geheime’ performante code, de versleuteling van de wereld in het anagram van het boek zoals Florian Cramer die beschreven heeft in Words Made Flesh in het licht van het hedendaagse concept van de executeerbare code, programmataal dus, liggen hier inpluggingsklaar. Zoals elke plug ´n play architectuur zal dit wellicht ook alles doen behalve ´spelen´ maar toch: het schetsen is goed bedoeld.
Het enige, immers, wat noodzakelijkerwijs ontbrak in het denken van Scève, wat niet anders kon dan ontbreken, was de mogelijkheid om het wegschrijven zelf te dynamiseren, om het niet onherroepelijk in de afgrond van de vergetelheid te zien wegdeemsteren, waardoor het natuurlijk ook de schoonheid en het vitaliserende van de ondergang krijgt. Verandert dat op beslissende wijze iets aan het monumentale van de denkbeweging van Scève? Worden de pyramiden minder indrukwekkend als je weet dat er kranen bestaan?
Integendeel dus, het enige waar we iets aan hebben, altijd en overal is aan de dynamiek en het onderscheidingsvermogen van de denkbeweging zelf, want dat kunnen we immers ten allen tijden zonder enig hulpmidel reactiveren. Ik zei het toch Marcel, het zit in uw kopken.
Wat mij verder voornamelijk interesseert bij Scève, want hem razend interessant maakt, is de analogie in de tijdskaders, en het afleidbare belang van het poëtische paradigma in beide tijdsgewrichten, een onderscheiden van het poetische belang dat wonderwel rijmt met de stellingen van Deleuze en Guattari rond een soortgelijke problematisering van de culturele machinatie, of om het maar ’s op zijn romantieks & hoog-Huizinga’s te zeggen, als u dat liever hoort:
Scève aan het begin van de boekdrukkunst bezig met een op finaliteit gerichtte en dus tot mislukken gedoemde poging om de geliefde te vatten of alleszins een vorm van redemptie te bereiken uit de onmogelijkheid om uit de eigen beslotenheid te ontsnappen buiten het absolute nihil van de dood om.
& wij met iets minder finaliteit in onze achterhoofden maar evenzeer bepaald door onze menselijke tekorten, met onze dikke tenen voorzichtig voelend in de woest-kolkende wateren van een onbeschrijflijke toekomst, waar de enige houvast een consequent-empathische & dynamisch-scheppende vorm van bewegen lijkt.
Vooruitgang? daar zou ik niet zomaar ja op durven zeggen, aan het aantal nodeloze doden per jaar zou je eerder zeggen van niet. Maar ja, beweging zit er in, toch, & da’s maar goed ook, voortgang hebben we altijd nodig, al was het maar om met voldoende splutverwekkende vaart tegen de Voorruit van het gelijknamige Rusthuis te kunnen smakken. Met de ontzagwekkende uitstraling, het uiterst dynamische flegma ( die wapperende haren, dat open hemd, die woelige tepels) die er momenteel van onze intellectuele elite uitgaat, zitten we uiteraard gebeiteld voor een aardig plofje tegen het gewapend glas, een kort glijden vervolgens met zacht misbaar in de kermende media en dan wat anders dan de eeuwige duisternis in de zelfgezochte poel.
Hm, misschien toch maar beter die lier terug opgespannen krijgen.
* *
*
We zullen vandaag althans een beetje de zaken pogen aan te vijzelen met een ietsje rond de bundel islandverse door Audacia Dangereyes, uitgegeven bij Stone Age Type in Washington, een uitgeverijtje dat van zichzelf beweert enkel boeken te publiceren die niemand ooit zal lezen.
Wij al dadelijk wild enthousiast natuurlijk, & zeker over de dingen van deze A.D. een vermoedelijk Grote Dame, want haar procédé is uiterrrrest interessant: van flarden opgevangen conversatie, toevallig gelezen opschriften maakt zij kernachtige sedimentverzen die galmen alsof er werelden in schelpsuizen.
Het leuke aan het typografische restant van dit procédé (je had het moeten meemaken toen de verzen nog vers resoneerden met het dagelijks gewauwel op internet, toen ze nog volop in hun tijd staken, als het Ware, is dat het zeer iconografisch klinkende dingen zijn, die bij mij alleszins de meest bizarre plastieken instincten wakkermaken, & dat leidt linea recta dan naar mijn hoogst onverantwoord gepruts met potlood op papier. Ik verontschuldig mij maar bij voorbaat, dan zijn we daarvan al af, want het betreft hier wat ik dan maar noiemen zal grafiette problematiseringen: van de tremaloze poezie is middels grafietstokjes geen embleem maar een nieuw probleem gemaakt, een verse verwikkeling, om het zo maar te zeggen.
Hoogst onverantwoord, want ik blijf het zeggen, ge moet niet kunnen tekenen om te tekenen, & het hoeft geen label te hebben om interessant te kunnen zijn: als het proces aangenaam is moet het wel goed zijn want au fond is dat het enige wat telt, de rest is al dan niet verhandelbare afval en heel af- ebn toe, met behoorlijk wat geluk, voedsel voor een volgend slachtoffer haar gepruts.
A.Dangereyes is daar alleszins al in geslaagd: met haar hoogwaardig afval heeft ze mijn karretje aan het rollen gebracht. Tant pis pour vous, mes enfants.
Hup hup. Hoera Hoera. Hear hear. We hebben weer iets nieuws.
U kan dit ding verder volgen via
http://islandverse.blogspot.com/
Maar wat was nu in godesnaam het verband met die denkbeweging?
pff..