Afdaling van de Godin Esther in de Onderwereld I
een lichtjes katertemperend &
bruisend soort weekdiervertaling
van enkele netzinderende
Gilgamesj-tabletten
[..] Met [de tekens
Nooit Terug & nimmermeer nog wederkeer daarvan]
het donkere land
verzweerde nu van Sin’s dochter Isjtar het innerlijke oog,
het oog dat innerlijk van Isjtar was, Sin’s dochter. Zij
daalde af naar het huis der schaduwen, het Schaduwrijk
Ir Kah La in & in het huis dat elke uitgang sluit voor hen,
die binnengaan
& lang de weg die enkel heengaat, niet terug & in
het huis waar geen licht het lijf bereikt dat binnengaat,
waar klei het voedsel is & dorsten laaft het stof ,
waar geen lichtval hen het donker klaart, zij, die
als vogelen
met dons gekleed & met hunne vleugels getooid
& ’t stof afkloppen dat de Tijd daar binnenwoei.
Zo sprak Isjtar toen de Wachter toe: ‘Wachter, hé,
Open hier de poort & nu, of ik zal ze breken in twee
het slot breken,
als twijgen de pijlers beide, de beide deuren openbreken
& de vele doden oproeren om de levenden te eten
& de doden, de doden zullen vele malen talrijker zijn.’
De Wachtersmond brak open & dat stof doorboorden deze
Wachterswoorden,
Isjtar voorbestemd: “Halt, Gij Vrouwe, halt
Breek dat breekwerk af want kijk ik gá al
naar mijn ongenaakte meesteres Erek Ki Gala”
De Wachter ging Erin & sprak tot Haar, aldaar:
‘Uw Zus is Hier,
Erek Ki Gala, Uw Isjtar & met groots misbaar staat
Zij aan de poorten Daar.’ Erek Ki Gala begon te beven
zoals een denneboom bij ’t vallen van de bijl
& sloeg haar hoofd in zuchten op als was haar nek
een slappe slang:
‘ Oh, wie heeft dat Hart, wie dat Bloed aldus beroerd
opdat Zij met Mij hier onderaards wil gaan, Haar lijntje
spijzen met de klei, Haar dorsten laven met dit stof? Ween
ik niet om de mannen die bovenaards hun vrouwen laten?
ween ik dan niet
om de vrouwen die zich uit de omhelzingen hunner mannen
gerukt zien? om de kinders vóór hun tijd geplukt? Ga,
Wachter, open Haar de Wachterspoort & spel haar lijf
de Regels op, die om Hier In te gaan bij Oud Decreet
toch gelden nog!’
De Wachter ging & opende voor Haar de Wachterspoort & zei:
“Kom binnen, o Vrouwe, laat het roodgebrande Cuthahland
Laat Uw komst het Dode Rode Land van Nooit Terug verblijden!
[hier eindigt deel 1 van de mosseluitzet]
Referenties
Engelse vertaling (1915) http://www.ancienttexts.org/library/mesopotamian/ishtar.html
Wikipedi artikels Ishtar, Inanna, Sin, Ereshkigal & Gilgamesh