U
“STELLING: de programmatorisch uitgerokken tegenwerping als uitgestelde verprutsing
heeft in tweede instantie een verheviging van de lyrische inpact tot gevolg”uit “De Anti-Buddha in 1001 uiterst misselijk makende stellingen”, dv 2048
Gij, éénlandig lichaam,
Met vele holtes omwrochten
zich wijdkeels in het in van dit in
instrengelende U, gij
de uit het prut ener mottengrotto gekropen
reuzevlinder Genjo gelijk, die vertrappelt het blauw
in het beeld zoals ooit een weerschijn uwer zielsverhuizing
te rokschuivelen stond op kousevoeten & in de knetterluchten
het blauw te aanroepen: “blauw
is het blauw daarboven & het blauwt”
(jaja maar hoe je in haar u kon raken).
De arenden mekkeren als eendenkroost.
De potloodventers kribbelen, de Mediatieke
annoteurs van het verhevigde Flikkeren
flikkeren verhevigd. De Barst ijkt
de dansenden & de
plaats is de weg, Wat is, was nu & Weent al & het pad heet
b.v. scheurbuik, het geluid makend dat een tokkelende ladderkin
maakt, wijl zij kwijlend de ladder aftokkelt. De tong
is sedert geruime tijd gevat al door de klappertanden,
ligt plat gevallen op het vaderland, in volle volksaanloop
gesneuveld, heroisch de midscheeps aanstormende voorruit tegemoet,
die met splutverwekkende vaart het pad dreigde te kruisen,
dat bij herhaling niet voor niets scheurbuik heet. Heette. Namen
zijn in Tienen evenwel nooit toevallig, het is zaak immers voldoende
vlucht te maken bij het manhaftig insleuren, het curven
instrikken, het druipvet inwassen, elke verheffing
uitboenen, de regel bij de wet inpressen, de lede ogen
op de maten platstomen. QED. Maar
Adem ademt
dan het trilblad op. Huid
verhardt op langzaam maar zichtbare wijze
op de in kogeltijd bekorstende kervingen, ziede eeuwen ten onzent als barcodes oplichten al,
hoor het doffe ruisen van marmer gedurende millenia.Bloem, zie mij vallen. Te tuimelend
als onkruid staat, brandhout wordt als ik,
dit mij in ikjes
verslikkendevergaderd wij-ding, o
men gebruike
een allerlichtste waaierom u de luchten
te wegen voordat
men er u in aanbrengt,in gedachten
verzonken,om aldus de eeuwigheid
op sporen van uw niets
af te luisteren, telna tel na tel na …
een soort positieve
heksentest, quoi –
dat gelooft toch geen kat.
MU
Hier, daar
in die eendere oorden
vervat in het nieten van touw
b.v. aan kartonnen naamkaartjes
waarop vervolgens
in wonderbaarlijke kribbels
uw naam hangt te bengelen,
in de duidelijkheid
van het absoluut unieke,
onleesbaar hier dus,
daar
waar de onoptelbare bewegingen
binnen het tellen de uitkomst
herhalen zoals zij onmogelijk
zijn kan in de tijd, & dus
onophoudelijk zo de tijd
insuizen;
waar de eendere woorden &
ik u gedurende honderduizenden &
dat wij verhalen op het niets
dat u ons tonen wil;
waar wij ons aldus
voortdurend uitputten
in het alomheersende uitdrukken
van het onvervangbare
dat in het vervangbare
onvatbaar te zweven hangt
[…]
niet,
door niemand van het cijfer
ontdaan, vergeten,
waar het bengelen zal,
in eendere oorden, daar
bij het touw gevat, niet
hier.