Het gezamelijke falen
Het bekken oogt eiblauw, het bloed geeuwt & kolkt,
we worden dagelijks ouder & gekker & mooier &
de hemel kan zich met vallende rotsblokken
nauwelijks verstaanbaar nog maken. Vogels
uitnodigen vogels ter hunner beider begrafenis
& eveneeens naar Afrikaans gebruik wil je, in
de naarstig bewerkte singulariteit van ons vluchtige
samenzijn, in dit enge éne, het beschilderde heden
dat je met die andere dode van ons delen moet,
die theetafelhuidafstropende getallenpriegelaar,-
wil je nog haar mozaieke lijf beroeren, haar tempel
bevlekken, haar vloertegels bekrassen, ontheiligen
de laatste halmen van heur haar, retoucheren die strengels
de dode lippen belikken die je ooit van wanhoops
diepe waters weg deed weifelen, de klamme hand
omstrengelen die je in liefde deed nulbarsten, de dijen
kussen waartussen zij je haar wezen diep injoeg
opdat je dit in deze stilstand tenminste in hen zou
kunnen wegzeggen vooraleer ik & jij & zij voorgoed
bij het witte node het wit zitten te witkalken & ik
op het rammelige raamwerk van onze zielloze
letters tot louter klanken wijselijk wil spatten :
parakalpita, paratantra, parinispanna.
Eleja Adonay nasati ‘enay…